Wat heb je allemaal nodig voor een LPG-installatie in een Camper, Caravan, Foodtruck of Motorhome voor huishoudelijk gebruik zoals koken en verwarmen?

U bent wellicht geïnteresseerd in een LPG-installatie voor het gebruik van LPG gas in uw camper, caravan of foodtruck, omdat u dit wilt gebruiken om bijvoorbeeld op te koken of mee verwarmen. Zo'n LPG-installatie noemen we ook wel een dampgassysteem, omdat er uit de gebruikte gastank geen vloeibare LPG komt, maar verdampt LPG (in gasvorm dus). Zo'n LPG-installatie dient te voldoen aan allerlei veiligheidseisen en inbouwvoorschriften. In het artikel proberen we dit zo goed mogelijk te behandelen en samen te vatten. Aangezien dit artikel is toegespitst op LPG gebruik in campers en caravans, worden de eisen voor LPG-installaties in foodtrucks en stacaravans niet specifiek genoemd. Deze eisen hiervoor kunnen op enkele punten afwijken.

 

De volgende bijbehorende tutorials sluiten aan bij dit artikel:

LPG-Dampgastanks voor Campers, Caravans en Foodtrucks

Drukregelaars voor Gasflessen en Dampgastanks

Montage-instructies voor LPG-cilindertanks (damptanks) in voertuigen

De EN 1949 Norm: De Europese Standaard voor Veilige LPG-systemen in Campers en Caravans

G607-keuring (EN 1949)

Wat is een LPG-Gasfles en welke verschillende types zijn er?

 

Wat zijn de van toepassing zijnde reglementen en richtlijnen?

Hieronder noemen de meest belangrijke richtlijnen die van toepassing zijn op LPG-installaties in recreatieve voertuigen zoals campers en caravans.

  1. EN 1949 Europese eisen voor de installatie van LPG-systemen voor huishoudelijk gebruik in vrijetijdsvoertuigen en voor verblijf in andere voertuigen. EN 1949 specificeert de eisen voor de installatie van systemen voor vloeibaar LPG voor woondoeleinden in voertuigen voor vrijetijdsaccommodatie en voor accommodatiedoeleinden in andere voertuigen. Het beschrijft gezondheids- en veiligheidseisen met betrekking tot: - de materiaalkeuze; - componenten en apparaten; - ontwerpoverwegingen; - dichtheidstesten van installaties; - de inhoud van de gebruikershandleiding. Dit document heeft alleen betrekking op installaties die worden voorzien van gassen van de derde familie (LPG). Het benoemt niet: - wateraansluitingen of elektrische voedingen naar het(de) apparaat(en); - draagbare apparaten, met eigen LPG-voorziening; - de installatie van LPG-toestellen voor commerciële doeleinden; - LPG-installaties op boten; - LPG-toevoerapparatuur en LPG-apparaten gescheiden van en buiten de carrosserie van het voertuig. Dit document heeft betrekking op LPG-tanks die voldoen aan de eisen van de Richtlijn Drukapparatuur (2014/68/EU). De aandacht wordt gevestigd op de Richtlijn Drukapparatuur (2014/68/EU) voor alle delen van de installatie die boven 0,5 bar werken.
  2. NPR 2577 Nederlandse eisen voor de installatie van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen, caravans, bakwagens en andere voertuigen. Het toepassingsgebied van deze richtlijn beslaat de installatie, het onderhoud en de herkeur van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen. Tevens is deze richtlijn van toepassing op bak- en frituurwagens. De eisen voor installatie van LPG-systemen in vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen zijn overgenomen en vertaald uit EN 1949. (Dit reglement is van toepassing in Nederland op bakwagens / foodtrucks. Voor recreatievoertuigen zoals campers en caravans is richtlijn EN 1949 van toepassing)
  3. DVGW G607-reglement is een Duitse norm die richtlijnen biedt voor de installatie en het onderhoud van gassystemen in recreatievoertuigen, zoals campers, caravans en boten. Dit reglement heeft als doel de veiligheid te waarborgen bij het gebruik van gasinstallaties in deze voertuigen. DVGW staat voor Deutscher Verein des Gas- und Wasserfaches, een organisatie die normen en standaarden ontwikkelt voor gas- en waterinstallaties. (Deze richtlijn en goedkeuring is in Duitsland verplicht voor recreatievoertuigen en is gebaseerd op de EN 1949 maar is uitgebreider en beschrijft bijvoorbeeld ook de bevestiging van de LPG-tank en gasfles.)
  4. UN/ECE-Reglement nr. 122 BIJLAGE 8: Uniforme technische voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen van de categorieën M, N en O wat hun verwarmingssystemen betreft. Veiligheidseisen voor LPG-verbrandingsverwarmers en LPG-verwarmingssystemen. (Recreatievoertuigen voorzien van een verwarmingssysteem op LPG dienen te voldoen aan de eisen in dit reglement.)
  5. Richtlijn 2014/68/EU (de Drukapparatuurrichtlijn - PED) regelt de veiligheid van drukapparatuur wanneer deze in bedrijf is met een druk hoger dan 0,5 bar  (bijvoorbeeld een geïnstalleerde gasfles).
  6. UN/ECE-Reglement nr. 67: Europese goedkeuring van specifieke onderdelen van voertuigen van de categorieën M en N die LPG gebruiken in hun aandrijfsysteem. (Voor recreatievoertuigen is dit reglement is van toepassing op de LPG-onderdelen die in contact staan met vloeibaar LPG, zoals de vulaansluiting, vulslang en LPG-tank)
  7. EN 12979: LPG-systemen en componenten voor wegvoertuigen - Installatie-eisen. (Voor recreatievoertuigen is dit reglement is van toepassing op de bevestiging en de elektrische installatie van de LPG-tank. In Nederland zijn hier de RDW LPG-inbouweisen van toepassing.)

Het samenstellen van een LPG-installatie voor uw recreatievoertuig kan behoorlijk complex zijn.

Een dampgassysteem in uw camper, caravan of foodtruck kan in allerlei configuraties worden samengesteld; denk aan verschillende maten, vormen en aantallen gastanks, maar ook de wijze van montage en locatie van de gastank (denk aan inbouw of onderbouw). Dan zijn er de verschillende type vulaansluitingen, verschillende type drukregelaars en het leidingwerk stroomafwaarts van de drukregelaar (lagedruk-traject) naar de verschillende gasapparatuur met of zonder snelsluitkranen, vertakkingen en / of snelkoppelingen.

Er dient rekening te worden gehouden met de verdere indeling van de camper, zoals de plek van de keuken en opslag van water etc. Tevens dient de LPG-installatie aan veel veiligheidseisen en aan de van toepassing zijnde reglementen te voldoen, zoals bijvoorbeeld voldoende sterke bevestigingen, bodemspeling, afstand tot warmte bronnen zoals de uitlaat, afvoeren van overdrukgassen naar buiten, etc. etc.

Kortom dit is nogal een complexe en uitdagende klus die goed gepland en ontworpen dient te worden om aan alle eisen te voldoen. Aangezien er zeer veel verschillende type voertuigen en varianten bestaan, zijn er helaas geen standaard LPG-installaties voor campers. Maar dit dient te worden gepersonaliseerd (ontworpen) op basis van het voertuig, de indeling ervan en naar de behoefte en wensen van de klant en tevens ook nog voldoen aan alle veiligheidseisen en reglementen.

Zorg voor een correcte en veilige installatie en gebruik van het LPG-systeem! Hieronder noemen we een aantal belangrijke aspecten van deze veiligheidseisen en reglementen (gebaseerd op de EN 1949 richtlijn, het DVGW G 607 reglement, EN 12979 richtlijn en het UN/ECE 67R reglement.)

  1. Hoofdregel: Laat het LPG-systeem installeren door een erkende LPG-installateur! En laat de gehele installatie EN 1949 / G 607 goedkeuren (of een andere nationale van toepassing zijnde goedkeuring) door een bevoegde autoriteit / expert.
  2. De installateur dient een verklaring af te geven dat het LPG-systeem voldoet aan EN 1949 inclusief de testresultaten.
  3. Wegvoertuigen zoals een camper, caravan of foodtruck dienen te zijn voorzien van een sticker / label waarop wordt aangegeven dat alle gasapparatuur uitgeschakeld moet te zijn, tijdens het tanken (LPG, Benzine, Diesel of andere brandstof).
  4. De LPG-tank en hervulbare LPG-gasfles dienen permanent en deugdelijk te worden bevestigd, zodat deze op hun positie blijven tijdens het rijden of bij een ongeval. Volg hiervoor de richtlijnen EN 12979 (of RDW LPG-inbouweisen) / G 607 . En als hulpmiddel onze tutorial Montage-instructies voor LPG-cilindertanks (damptanks) in voertuigen
  5. Gebruik alleen installatie- en montagemateriaal dat is toegestaan voor het beoogde gebruik.
  6. Het LPG-systeem dient na installatie te worden onderworpen aan een lekkagetest, zoals in EN 1949 omschreven.
  7. Alle onderdelen van het LPG-systeem die in contact komen met vloeibaar LPG moeten voldoen aan de technische eisen in de richtlijn voor drukapparatuur (2014/68/EU) en/of UN/ECE Reglement Nr. 67.
  8. Plaats LPG-Tank(s) / LPG-Gasfles(sen) niet in de cabine, leefruimte of motorruimte, maar alleen in de buitenlucht (onderbouw) of in een van de leefruimte afgescheiden speciale compartiment waarvan de bodem is verbonden / geventileerd met de buitenruimte en overige eisen in EN 1949. Uitzondering op deze regel is als de LPG-tank voorzien is van een gasdichte tankkast en deze wordt ontlucht via ontluchtingsslang en een bodemontluchter en veder volgens de eisen in EN 12979.
  9. Bij het gebruik van 2 LPG-gasflessen of 2 LPG-damptanks, mogen de uitgangen van de gastanks niet direct met elkaar verbonden zijn. Het moet onmogelijk zijn dat gas stroomt van gastank A naar gastank B of andersom. Hiervoor wordt een omschakelapparaat gebruikt dat ervoor zorgt dat de gasflessen nooit onderling verbonden zijn en automatisch voorkomt dat gas kan ontsnappen als 1 van de 2 gasflessen niet is aangesloten.
  10. De maximale doorstroomcapaciteit van het LPG-systeem mag niet hoger zijn dan 1,5kg/h.
  11. Tijdens het rijden dienen gasflessen en gastanks afgesloten te zijn en dit dient met een goed en gemakkelijk zichtbaar permanent label bij de gastank / gasfles te worden aangegeven. Uitzondering hierop is als er veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, zoals het gebruik van (een hogedrukgasslang met slangbreukventiel en) een drukregelaar met crashsensor en eventuele aanvullende eisen in EN 1949 en / of UNECE Reglement R 122 bijlage 8.
  12. Bij onderbouw is een minimale bodemspeling van 20 cm tussen de tank en het wegdek vereist.
  13. Hanteer de minimaal voorgeschreven afstand tot hitte bronnen vandaan, zoals bijvoorbeeld van een uitlaat. Bij kleinere afstanden, dient er een hitte werend schild te worden geplaatst.
  14. Geen enkel onderdeel van de LPG-installatie mag het laagste deel van het voertuig zijn (met uitzondering van de LPG-tank).
  15. Gasslangen en leidingen dienen beschermt te zijn tegen slijtage en vibraties. Controleer regelmatig de gasslangen en -leidingen op slijtage. Als de gasslangen / -leidingen beschadigd zijn of tekenen vertonen van slijtage, vervang deze dan (gebruik gasslangen en -leidingen van de juiste kwaliteit).
  16. Controleer na montage alle aansluitingen op lekkages.
  17. Zorg ervoor dat er voldoende ventilatie aanwezig is in de cabine en leefruimte om een veilige werking van het gassysteem te waarborgen, zodat er geen gevaar is voor koolmonoxidevergiftiging of gasophoping.
  18. Zorg ervoor dat gasinstallaties regelmatig gecontroleerd en gekeurd wordt, zowel bij de installatie als tijdens gebruik. Dit zorgt ervoor dat eventuele defecten tijdig worden opgespoord en verholpen.
  19. Neem alle veiligheidsaspecten en -instructies in acht die voorschriften en handleidingen aangeven. Zie verdere instructies in de bijbehorende tutorials over een specifiek onderwerp en de van toepassing zijnde reglementen en richtlijnen. (Bijvoorbeeld G 607 en EN 1949)

 

Wat zijn de hoofdonderdelen van een dampgassysteem?

In dit artikel vertellen we stap voor stap uit welke hoofdonderdelen een dampgassysteem bestaat, van vulaansluiting tot en met het lagedruk-traject. 

De keuze van de versie of maat van het onderdeel is afhankelijk van het ontwerp en kan dus het beste bepaald worden door de klant / installateur zelf, aangezien deze kan bepalen wat er wel of niet in de camper past, wat exacte de wensen zijn en hoe de LPG-installatie gebruikt gaat worden (verwarmen, koken, BBQ, etc.). Er dient dus een totaal plan te worden gemaakt dat is gepersonaliseerd en specifiek voldoet aan uw wensen, voldoet aan de van toepassing zijnde veiligheidseisen en tevens technisch mogelijk is.

(De eind-gasapparaten, mogelijk bijbehorende rookafvoer, gasfles- en gastankcompartiment en de bijbehorende veiligheidseisen behandelen we NIET in dit artikel. Zie voor verdere specifieke veiligheidseisen m.b.t. de diverse eind-gasapparatuur, rookafvoer en gasfles- / gastankcompartiment verwijzen we naar de richtlijn EN 1949.)

 

Hieronder een overzicht van behandelde gasonderdelen voor een standaard LPG-installatie in een camper, caravan of foodtruck, opgesomd in de stroomrichting van het gas: (later in dit artikel wordt elk onderdeel verder uitgewerkt en beschreven.)

Vulaansluiting en vulslang: Een aansluitpunt aan de buitenzijde van het voertuig om aan te kunnen sluiten op het LPG-vulpistool van het pompstation. Beschikbaar in diverse modellen, versies en met verschillende koppelingen voor verschillende landen. Een vulslang verbindt de achterkant van de vulaansluiting met de ingang van de LPG-tank. Een vulslang is verkrijgbaar in verschillende lengtes en met rechte of haakse koppelingen afhankelijk van de beschikbare ruimte en de afstand tussen de vulaansluiting en d e LPG-tank.

LPG-gastank / LPG-gasfles: Dit onderdeel zorgt voor het opslaan van het vloeibare LPG en tevens het verdampen ervan, zodat het gas in gasvorm de gastank verlaat. We maken onderscheid tussen LPG-dampgastanks en LPG-gasflessen. Het verschil zit in de vorm en de manier van plaatsing en gebruik. Een LPG-dampgastank is meestal cilindervormig en wordt in horizontale positie gebruikt, maar er bestaan ook ringvormige LPG-dampgastanks (de vorm van een wiel) die weer beter geschikt zijn voor op de plaats van het reservewiel. Beide type gastanks kunnen zowel voor interne als externe plaatsing worden gebruikt en hebben de tankkleppen min of meer aan de zijkant van de gastank zitten. Een LPG-gastank zal goedgekeurd zijn om te mogen tanken. Een LPG-gasfles is ook cilindervormig, maar staat rechtop (verticale positie) en is verzien van een bodem met voet waar deze op kan worden neergezet. De tankkleppen zitten bij een LPG-gasfles aan de bovenkant. Er bestaan verwisselbare LPG-gasflessen en hervulbare LPG-gasflessen.

Hogedrukgasslang: Dit onderdeel maakt een verbinding tussen enerzijds de gasfles en anderzijds de ingang van de drukregelaar. Deze hogedrukslang wordt alleen gebruikt als de drukregelaar niet direct op de uitgang van de gasfles wordt aangesloten, maar bijvoorbeeld tegen de wand of vloer van het voertuig wordt gemonteerd. 

Hogedrukgasfilter (optioneel):  Dit type filter wordt vaak gebruikt in Campers of Caravans voor het afvangen van paraffine (vetten en oliën) en eventuele andere vervuiling in vloeibare vorm of deeltjes in vaste vorm (bijvoorbeeld zand of ijzer) en zo te voorkomen dat deze in de drukregelaar en de rest van het systeem terecht kunnen komen.

Drukregelaar: Een drukregelaar wordt (met of zonder tussenkomst van een gasfilter en / of hogedrukslang) aangesloten op de uitgang van een LPG-dampgastank of gasfles, met als doel de druk te reduceren en af te regelen naar een stabiele en lage werkdruk van in de meeste gevallen 30 mbar. (oudere LPG-systemen hanteren een werkdruk van 50 mbar en soms ook 39 mbar). Deze drukreducering is nodig, omdat de druk die uit de gastank komt velen malen te hoog is. Drukregelaars zijn er in velen variaties met verschillende aansluitingen en uitgangsdrukken en verschillende optionele accessoires. 

Lagedruk-traject: Na de drukregelaar (stroomafwaarts) begint het lagedruktraject dat het gas verder transporteert naar de gasapparatuur. Hiervoor wordt vaste gasleiding en flexibele gasslang gebruikt, maar ook diverse (snel)koppelingen, verdeelstukken en snelsluitkranen.

Vaste Gasleiding (lage druk): Het meest voorkomende type leiding is koperen gasleiding met een buitendiameter van 8mm (soms ook van 10mm). 

Flexible gasslang (lage druk): Oranje rubberen of kunststof gasslang wordt meestal alleen gebruikt om korte afstanden te overbruggen tussen bijvoorbeeld een verplaatsbaar gasapparaat en de vaste gasleiding

Koppelingen en snelkoppelingen: Koppelingen die gebruikt mogen worden om gasleiding en gasslang te mogen aansluiten op andere onderdelen zoals een gasfles, drukregelaar, afsluitkraan, gasapparaat of een andere gasleiding of gasslang.

Afsluitkranen en snelsluitkranen: In een LPG-installatie dienen verschillende afsluitkranen en -kleppen te worden gebruikt om het systeem veilig en goed bruikbaar te maken. De kranen zelf en de installatie ervan dient aan strikte veiligheidseisen te voldoen.

 

Vulaansluiting en vulslang

Om een LPG-gasfles of een LPG-tank te kunnen vullen met LPG is een buitenvulaansluiting (aansluitpunt aan de buitenzijde van het voertuig) nodig en een verbindingsslang (vulslang) tussen de gastank en de vulaansluiting.

Buitenvulaansluitingen zijn er in verschillende types en varianten, zodat er voor de meeste voertuigen en plekken wel een passende vulaansluiting is te vinden. Zo zijn er verzonken vulaansluitingen voorzien van een kunststof box die in de bumper worden of carrosserie kan worden verwerkt (mits er voldoende ruimte achter het plaatwerk aanwezig is). Als er minder ruimte beschikbaar is, kan er ook gekozen worden voor een platte vuller (W21,8), waar een vulnippel (landafhankelijk) in gedraaid dient te worden om te kunnen tanken. De losse vulnippel is dan niet geïntegreerd in de vulaansluiting wat scheelt in de afmetingen. Op de aansluiting op de achterkant kan haaks of recht zijn, afhankelijk van de beschikbare ruimte. Tegenwoordig bestaan er ook mini-vullers die nog compacter zijn gemaakt, zodat ze bij bepaalde auto's geschikt zijn om achter het benzineklepje te plaatsen. Verder is er onderscheid in het type aansluiting achterop de vulaansluiting, Type A; met een 1/2"UNF Conische Flare-aansluiting (standaard voor vulslangen) of type B; met een 8mm knelverbinding voor 8mm koper leiding of kunststof leiding.

Enkele veiligheidseisen m.b.t. de vulaansluiting:

  1. De LPG-vulaansluiting zal zich aan de buitenkant van het voertuig bevinden en zal een minimale afstand van 50 cm hebben tot:
    1. een ventilator voor de woonruimte
    2. een openingsdeel van een raam
    3. een rookafvoer
  2. de achterkant van de vulaansluiting, mag niet uitmonden in de leefruimte, cabine of andere binnenruimte.
  3. Verder gelden de inbouweisen zoals in EN 12979 (of de geldende nationale richtlijnen zoals de RDW LPG-inbouweisen in NL)

Vulslangen: Standaard vulslangen zijn voorzien van 1/2"UNF koppelingen welke of beide recht zijn of 1x recht en 1x haaks is. Verder zijn de vulslangen te verkrijgen in vaste maten in stappen van 25cm vanaf 0,5m tot maximaal 3,5m. Deze vulslangen zijn niet in lengte aanpasbaar.

Aangezien het soms lastig is om van te voren te bepalen welke lengte vulslang nodig zal zijn, hebben we ook een zelf op maat te maken vulslang waar u zelf op eenvoudige wijze de koppelingen aan kunt klemmen. Deze koppelingen bestaan in de eerder genoemde koppelingsvarianten van een 1/2'UNF en 8mm-knel in rechte of gebogen varianten.

In het geval dat u twee gasflessen of gastanks tegelijk wilt vullen via één vulaansluiting, kunt u gebruik maken van een T-stuk waarmee u de vulaansluiting kunt splitsen of de tanks kunt doorlussen. U heeft in dit geval twee vulslangen nodig.

Productvoorbeelden van vulonderdelen

LPG-Tanken. Mag ik mijn LPG-installatie bij een regulier LPG-pompstation met LPG vullen?

Om een LPG-gastank of hervulbare LPG-gasfles met LPG te mogen vullen terwijl deze zich in het recreatievoertuig bevindt, moet deze en de gehele installatie voldoen aan verschillende geldende veiligheidseisen en voorzien zijn van een juiste goedkeuring. In sommige gevallen (landen) is het nodig aan te tonen dat het gehele gassysteem is goedgekeurd. (middels G 607 goedkeuringsstickers of registratie op de kentekenpapieren).

Naast de eerder genoemde veiligheidseisen noemen we hieronder een aantal aanvullende veiligheidseisen m.b.t. het LPG-tanken:

  1. De elektrisch- of handmatig bediende afnamekraan direct op de uitgang van de gastank / LPG-gasfles moet altijd afgesloten zijn tijdens het LPG-tanken. Als er een handmatige afnamekraan wordt gebruikt, dient deze zich te bevinden en bedienbaar zijn in de directe nabijheid van de LPG-vulaansluiting op het voertuig. Of anders zal er een additionele handmatige kraan stroomopwaarts van de drukregelaar worden geplaatst die zich te bevindt en bedienbaar is in de directe nabijheid van de LPG-vulaansluiting op het voertuig of anders zal er een additionele automatische klep stroomopwaarts van de drukregelaar worden geplaatst.
  2. De bediening van een elektrische afnamekraan zal direct en gemakkelijk bereikbaar zijn.
  3. Een hervulbare LPG-gasfles / LPG-gastank dient te zijn voorzien van een aantal veiligheidsvoorzieningen zoals een 80%-vulbegrenzing met terugslagklep, een overdrukventiel, een uitstroombegrenzer en een afsluitbare afnamekraan (Handmatig of Elektrisch) en een geldige goedkeuring (UN/ECE Reglement Nr. 67).
  4. Een hervulbare LPG-gasfles / LPG-gastank moet permanent en voldoende stevig in het voertuig te zijn bevestigd (Volgens EN 12979 of de geldende nationale richtlijnen)
  5. De installatie van de vulaansluiting tot en met de gastank moet voldoen aan de veiligheidseisen genoemd in EN 12979 (of de geldende nationale richtlijnen zoals de RDW LPG-inbouweisen in NL).
  6. De installatie van de vulaansluiting tot de gastank en van gastank tot aan de drukregelaar moeten een lekkagetest ondergaan met behulp van een lekkage detectie vloeistof.
  7. De gehele LPG-installatie moet voldoen aan de veiligheidseisen (EN 1949 / G 607 / EN 12979) zijn voorzien van een geldige goedkeuring en in sommige landen ook op het kenteken staan geregistreerd.

Verder kunnen er per land en pompstation additionele voorwaarden of verboden gelden. Zo is het niet in ieder land toegestaan om zelf LPG te tanken of gasflessen te vullen.

LET OP! Houd er rekening mee dat in sommige landen (Italië en een aantal Oost-Europese landen) zelf LPG-tanken niet is toegestaan. Dit mag alleen door het personeel van het pompstation worden gedaan. Informeer u naar de regels van elk land waar u wilt gaan tanken.

 

TIP! Bij het voor de eerste keer vullen van de LPG-gastank of LPG-gasfles

Naast een verplichte lekkagetest, is het raadzaam om de gastank en aansluitingen (zoals de kleppen op de tank, de vulslang en vulaansluiting) extra te controleren op eventuele lekkages alvorens de gastank te vullen met LPG. Om de gastank op druk te brengen kunt u simpelweg het vulpistool van het LPG-pompstation op uw vulaansluiting aansluiten (zonder de pomp te activeren). Hierdoor stroomt een beperkte hoeveelheid LPG vanuit het vulpistool en slang de gastank in, aangezien deze nog drukvrij is. Deze beperkte hoeveelheid LPG verdampt in de gastank en bouwt daardoor een gasdruk op in de gastank die voldoende is om eventuele lekkages te kunnen constateren. LPG is ook sterk geurend, dus een lekkage zou ook daardoor te merken moeten zijn. Controleer goed op lekkages met een gaslekzoeker-spray (of als alternatief een plantenspuit met zeepsop) en spuit dit op de diverse koppelingen een aansluitingen. Pas als je weet dat alles lekvrij en goed is aangesloten, is het mogelijk om de tank verder te vullen. 

 

LPG-Gasopslag in een LPG-Gasfles of LPG-Gastank. Hoe werkt dat?

Het meest belangrijke onderdeel van het dampgassysteem is de LPG-gastank of LPG-gasfles (of meerdere) voor opslag van het LPG. De keuze voor gasfles of gastank is afhankelijk van de benodigde opslagcapaciteit en de beschikbare ruimte in of onder de camper, caravan of foodtruck.

Een LPG-gastank en LPG-gasfles wordt weliswaar met vloeibare LPG gevuld en opgeslagen, maar er verdampt ook een kleine hoeveelheid en verzamelt zich in de bovenruimte van de LPG-gastank of LPG-gasfles. Het gas wordt vanuit bovenruimte afgenomen, waardoor het gas de LPG-gastank in gasvorm verlaat en de druk in de LPG-gastank daalt. Door de drukdaling verdampt opnieuw vloeibaar LPG, waardoor de druk weer stijgt. Het verdampen van het LPG heeft warmte (energie) nodig. Bij het verdampen van het LPG, koelt de gastank dus iets af. Hoe meer warmte beschikbaar is, des te gemakkelijker het LPG verdampt en de druk verhoogt. Bij veel gasverbruik, zal er dus ook veel LPG verdampen, waardoor de LPG-gastank sterk kan afkoelen. Het verdampingsproces zal daardoor steeds moeizamer verlopen.

 

Verdampingsproces en temperatuurafhankelijkheid

Het verdampingsproces vereist warmte-onttrekking uit de omgeving. Propaan verdampt beter bij lage temperaturen dan butaan. Hierdoor:

  1. De gasdruk in de gastank / gasfles is sterk temperatuurafhankelijk
  2. Bij hoog verbruik en koude omstandigheden kan de druk dalen
  3. Overweeg bij hoge vraag een extra (externe) gasfles voor meer verdampingscapaciteit

 

LPG-Gasfles

Dit onderdeel zorgt voor het opslaan van het vloeibare LPG en tevens het verdampen ervan, zodat het gas in gasvorm de gasfles verlaat. LPG-gasflessen zijn er in verschillende maten, kunnen van verschillende materialen zijn gemaakt zoals staal, aluminium of kunststof (composiet). De LPG-gasfles moet voorzien zijn van een geldige goedkeuring afhankelijk van het type LPG-gasfles en het type gebruik.

Een LPG-gasfles staat rechtop (verticale positie) en is verzien van een bodem met voet waar deze op kan worden neergezet. De tankkleppen zitten bij een LPG-gasfles aan de bovenkant. We maken onderscheid tussen verwisselbare LPG-gasflessen en hervulbare LPG-gasflessen.

Dit zijn de meest belangrijke veiligheidsvoorschriften m.b.t. LPG-gasflessen (naast die al eerder genoemde eisen in dit artikel).

  1. Houd de gasfles altijd rechtop (met de kraan boven) zodat alleen gas in gasvorm de gasfles verlaat.
  2. Laat de gasfles niet vallen, omdat er beschadigingen kunnen ontstaan aan de fles of aan de koppelingen.
  3. Sla de gasfles niet op in de nabijheid van open vuur.
  4. Niet gebruiken of opslaan onder begane grond niveau. Gelekt gas zal zich ophopen op een laag niveau.
  5. De opslagruimte / -compartiment moet goed en voldoende geventileerd te zijn met de buitenruimte.
  6. Hanteer de minimale afstanden tot een hitte bron zoals bijvoorbeeld een uitlaat, zoals genoemd in EN 1949.
  7. Gebruik geen gereedschap om de kraan te openen.
  8. Zie verder de veiligheidseisen zoals die in EN 1949 en Reglement 122 bijlage 8 worden benoemd.

Hervulbare LPG-gasfles: 

Een hervulbare LPG-gasfles moet minimaal voorzien zijn van een aantal veiligheidsvoorzieningen zoals een 80%-vulbegrenzing, overdrukventiel, uitstroombegrenzer en een afsluitbare afnamekraan (Handmatig of Elektrisch), en een geldige goedkeuring /certificering.

De genoemde veiligheidsvoorzieningen komen in verschillende uitvoeringen zoals:

  1. met een separate 80%-vulklep en een separate handmatige afnamekraan met geïntegreerd overdrukventiel (zoals op de RV-gasfles),
  2. een met alles in één enkele geïntegreerde handkraan (zoals de OPD-gasflessen) of
  3. een MultiValve met daarin geïntegreerde separate 80%-vulklepaansluiting, separate afnamekraan met aansluiting en overdrukventiel.

Het voordeel van een LPG-gasfles met aansluitingen en kleppen zoals type A en C (dus met gescheiden aansluitingen voor de ingang en uitgang) is dat de vulslang op de ingang en een drukregelaar of hogedrukgasslang op de uitgang, aangesloten kunnen blijven. Zodat er bij het tanken niet de vulslang met de hogedrukslang te worden verwisseld. Daarom is het gebruik van een OPD-gasfles (type B) sterk af te raden voor intern gebruik in een camper, caravan of foodtruck. Een OPD-gasfles (type B) is mogelijk beter geschikt als externe LPG-gasfles. Middels een hogedruk-snelkoppeling kan deze op het LPG-systeem kan worden aangesloten. Bestudeer hiervoor eerst goed de regelgeving, om te bepalen of dit voor uw camper of caravan mogelijk is.

Als u besluit een hervulbare LPG-gasfles (ook wel een LPG-gastankfles genoemd) in uw camper, caravan of foodtruck te gaan gebruiken dan moet deze LPG-gasfles voldoen aan de genoemde veiligheidseisen en voorzien zijn van een geldige goedkeuring /certificering. Maar ook de bevestiging van de LPG-gasfles en de gehele LPG-installatie moet aan de juiste veiligheidseisen en keuringen voldoen. (Verderop in dit artikel, schrijven we meer hierover).

Voor meer informatie m.b.t. LPG-gasflessen en de montage en bevestiging ervan verwijzen we naar onze tutorial: LPG-gasflessen. 

 

LPG-Gastank

Dit onderdeel zorgt voor het opslaan van het vloeibare LPG en tevens het verdampen ervan, zodat het gas in gasvorm de gastank verlaat. Ook LPG-Damptanks zijn er in verschillende vormen, afmetingen en maten en varianten. Zo bestaan LPG-damptanks in cilindrische vorm of in de vorm van een ring of wiel. Beide types worden die horizontaal worden geplaatst in of onder het voertuig. De meeste LPG-dampgastanks zijn zogenaamde rode 4-gats gastanks, wat inhoudt dat deze voorzien zijn van 4 gaten / kleppen met elk een eigen functie zoals het vullen met een 80%-vulklep met terugslagklep, een overdrukventiel, inhoudsmeting en een afnamekraan met uitstroombegrenzer die kan worden geopend en afgesloten (handmatig / elektrisch). De rode kleur onderscheidt ze van LPG-tanks die bedoeld zijn voor de aandrijving van een voertuig op LPG die de zwarte kleur hebben en het LPG in vloeibare vorm aan het LPG-systeem leveren.

LPG-gastanks moeten zijn voorzien van een UNECE 67R goedkeuring, wat het mogelijk maakt ze te gebruiken in een recreatie voertuig en te kunnen tanken. Dit is een strenge en zeer veilige ECE-richtlijn voor LPG-onderdelen voor Automotive toepassingen. LPG-dampgastanks zijn altijd al voorzien van een separate ingang en uitgang.

Veiligheidseisen: zie hoofdstuk 13 en de eisen zoals ik die bij het tanken  heb benoemd.

Om hier meer over te leren verwijzen we naar het verwante artikel over Dampgastanks: LPG-Dampgastanks voor Campers, Caravans en Foodtrucks 

Voorbeelden van LPG-Gastanks

 

Let op bij het gebruik van 2 gastanks (of gasflessen)! :

Bij het gebruik van 2 LPG-gasflessen of 2 LPG-damptanks, mogen de uitgangen van de gastanks niet direct met elkaar verbonden zijn. Het moet technisch onmogelijk zijn dat gas kan stromen van gastank A naar gastank B. Hiervoor wordt een omschakelapparaat gebruikt dat ervoor zorgt dat de gasflessen nooit onderling verbonden zijn en automatisch voorkomt dat gas kan ontsnappen als 1 van de 2 gasflessen niet is aangesloten. Drukregelaars die voor bestemd zijn voor het gebruik van 2 gasflessen, zijn meestal van zo'n omschakelapparaat voorzien.

 

Let op bij het gebruik van een EXTERNE gasfles of gastank! :

  1. Voertuigen met een gasflessencompartiment met interne toegang, mogen geen gebruik maken van een externe gastoevoer (gasfles of gastank).
  2. Bij het gebruik van een insteek-koppeling (hogedruk-snelkoppeling) voor het aansluiten van een externe gastoevoer (gasfles of gastank) naast het gebruik van een interne aanwezige gasbron (gasfles of gastank), zal deze permanent bevestigd zijn en zal er een omschakelapparaat, zoals hierboven is benoemd, worden toegepast.
  3. Zo'n insteekkoppeling (hogedruk-snelkoppeling) zal worden aangebracht in het gasflessen- / gastankcompartiment of extern op de wand van het compartiment.
  4. Als deze insteekkoppeling (hogedruk-snelkoppeling) is aangebracht in het gasflessen- / gastankcompartiment, zal het mogelijk zijn om een externe gastoevoer aan te sluiten en vervolgens het compartiment weer te kunnen sluiten, zonder enige schade te maken aan de aanvoer gasslang.
  5. De aanvoerdruk vanuit de externe gasbron, zal niet lager zijn dan 0,3 bar en niet hoger dan 2,2 bar. De insteekkoppeling (hogedruk-snelkoppeling) zal worden voorzien van een permanent aangebracht label of sticker waarop deze minimale en maximale ingangsdruk worden aangegeven. Voor het gebruik van een automatisch omschakelapparaat is een minimale druk van 1,0 bar aanbevolen.
  6. De insteekkoppeling (hogedruk-snelkoppeling) zal incompatibel zijn met elke lagedruk-snelkoppeling (gasafname insteekkoppeling).
  7. De insteekkoppeling (hogedruk-snelkoppeling) zal beschermd worden tegen vuil en water door het gebruik van en deksel.

 

Zorg voor een deugdelijke bevestiging van de LPG-gasfles of LPG-gastank.

Een LPG-gastank of LPG-gasfles in een voertuig zoals een Camper en Foodtruck dient natuurlijk stevig te zijn bevestigd, zodat deze tijdens het rijden maar ook bij een eventuele aanrijding niet kan losraken en verplaatsen. Zorg er dus voor dat deze met een stevige constructie aan het voertuig is bevestigd. De richtlijn EN 1949 en het G 607 reglement geven aan hoe een verwisselbare LPG-gasfles in een voertuig dient te worden bevestigd. Hervulbare LPG-gasflessen en LPG-gastanks die getankt worden terwijl deze zich in het recreatie voertuig bevinden, dienen permanent te zijn bevestigd en aangesloten in het voertuig volgens de installatie-eisen in EN 12979 (of de geldende nationale richtlijnen zoals de RDW LPG-inbouweisen in NL). De precieze wijze van bevestiging is afhankelijk van de grootte van de LPG-gastank of LPG-gasfles en de positionering (onderbouw of inbouw, etc.).

Hier noemen we een paar basisvoorschriften:

  1. LPG-Gasflessen en LPG-gastanks dienen stevig bevestigd te zijn in het voertuig, zodat deze op hun positie blijven tijdens het rijden of bij een ongeval.
  2. de wijze van bevestiging van een LPG-gasfles is afhankelijk of deze als verwisselbare of als hervulbare LPG-gasfles wordt gebruikt. Voor verwisselbare LPG-gasflessen, geldt dat de bevestiging ervan zonder gereedschap te openen moet zijn. Terwijl juist voor hervulbare LPG-gasflessen geldt dat deze permanent bevestigd en aangesloten moeten zijn.
  3. Plaats een LPG-gasfles altijd in rechtop staand. (met de kraan boven), zodat de kleppen op de tank correct functioneren en er alleen gas in gasvorm de gasfles verlaat.
  4. Positioneer een LPG-tank in de juiste positie zoals de fabrikant dat aangeeft, zodat het alleen mogelijk is om LPG in gasvorm te kunnen afnemen. De meeste LPG-tanks zijn voorzien van een markering op de tank die aangeeft wat het centrale horizontale vlak is van de tank en wat de bovenzijde is.
  5. Zie verder de veiligheidseisen en voorschriften die eerder in dit artikel worden genoemd. 

 

Voor het monteren van LPG-gastanks hebben we in principe 3 montagesystemen beschikbaar in onze webshop. 1; middels een tankframe en spanbanden die de tank op het frame spannen, 2; middels montageringen die om de tank heen klemmen en aan ijzeren hoeklijn kan worden gelast, om zo het geheel aan het voertuig te kunnen bevestigen en 3; middels montagebeugels die ook om een tank heen klemmen en middels en voet aan de beugel aan het voertuig bevestigd kunnen worden. Deze montagesystemen zijn er in verschillende maten verkrijgbaar, zodat ze er voor de meeste tankmaten beschikbaar zijn. 

Lees meer hierover in onze tutorial Montage-instructies voor LPG-cilindertanks (damptanks) in voertuigen

 

Hogedrukgasslang

Dit onderdeel maakt een verbinding tussen enerzijds de uitgang van de gasfles en anderzijds de ingang van de drukregelaar. Deze hogedrukslang wordt gebruikt als de drukregelaar niet direct op de uitgang van de gasfles wordt aangesloten, maar bijvoorbeeld tegen de wand of vloer van het voertuig wordt gemonteerd. Aangezien dat dit type gasslang direct op de gasfles zit aangesloten, moet deze bestand zijn tegen een hoge gasdruk (max 30 bar) en voldoen aan de eisen van EN 16436 Class 3.

Een hogedrukgasslang mag niet langer zijn dan 45 cm, (en volgens DVGW G607,) behalve als de gasfles(sen) op een uitschuifbaar plateau staan om zo de gasfles(sen) een stuk naar buiten de camper te kunnen trekken ter verbetering van de bediening van de gasfles(sen) en de drukregelaar niet op dit uitschuifbare deel zit gemonteerd, maar op het vaste deel van het voertuig zoals bijvoorbeeld de achterwand. In dat laatste geval mag de maximale lengte van de hogedrukgasslang niet meer zijn dan 75 cm.

Een hogedrukgasslangen moet uitgevoerd met een vaste koppeling aan weerszijden. Hiervoor zijn verschillende type koppelingen denkbaar op de ingang (bijvoorbeeld G.1 / G.2 / G.4 / G.8 / G.12) afhankelijk van de aansluiting op de gasfles en het land van toepassing. En aan de andere zijde (uitstroomzijde) is een hogedrukgasslang meestal voorzien van een M20 x 1,5 (G.36) aansluiting, wat hem geschikt maakt aan te sluiten op drukregelaars met een (G.13) Male M20 x 1,5 aansluiting op de ingang.

Optioneel kan een hogedrukgasslang zijn voorzien van een slangbreukventiel, welke er bij een eventuele scheuring voor zorgt dat de gastoevoer stopt.

Eigen notitie: Voldoen aan eisen in 8.1 zie verder figuur 7 en 8 en 9 (vanaf blz 21) en in 10.3 (uitschuifbare plateau 75 cm geldt voor lage druk dus na de drukregelaar)

Meest belangrijke veiligheidseisen m.b.t. de installatie van hogedrukgasslangen:

  1. Een hogedrukgasslang zal, doormiddel van een juiste plaatsing, beschermd zijn tegen mechanische spanning, mechanische schade en oververhitting.
  2. Een hogedrukgasslang zal goed bereikbaar en toegankelijk zijn en zal niet door of achter wanden, boven plafonds of onder vloeren worden geplaatst.
  3. Een hogedrukgasslang zal continu stijgen (omhoog lopen) over de gehele lengte vanaf de aansluiting op de LPG-gasfles tot aan de aansluiting op de drukregelaar. Dit is om te voorkomen dat per ongeluk vloeibaar LPG in de drukregelaar terecht kan komen.
  4. Een hogedrukgasslang zal zo zijn ontworpen en gemonteerd, dat deze niet per ongeluk los kan raken en er geen mechanische spanning op staat.
  5. in het geval van gasverbruik (verwarming) tijdens het rijden, dient de hogedrukgasslang te zijn voorzien van een slangbreukventiel aan de instroomzijde (Reglement ECE R122 annex 8).

 

Hogedrukgasfilter

We adviseren een gasfilter te gebruiken tussen de gasfles / dampgastank en de ingang van de drukregelaar. (Plaats deze NIET stroomafwaarts van een drukregelaar.) Dit type filter wordt vaak gebruikt in Campers of Caravans voor het afvangen van paraffine (vetten en oliën) en eventuele andere vervuiling in vloeibare vorm of deeltjes in vaste vorm (bijvoorbeeld zand of ijzer) en zo te voorkomen dat deze in de drukregelaar en de rest van het systeem terecht kunnen komen. Dit type filter wordt in sommige gevallen direct op de uitgang van een gastank of gasfles aangesloten en is dan meestal voorzien van enerzijds een female en anderzijds een male (G.1 / G.2 / G.4 / G.8 / G.12) aansluiting, zodat een drukregelaar met zo'n zelfde aansluiting hier weer direct op kan worden aangesloten. Of anders een hogedrukgasslang. Er zijn ook hogedrukgasfilters met M20 male en female aansluitingen (G.13 en G.36) die direct op de ingang van de drukregelaar worden aangesloten. In dat geval wordt er een hogedrukgasslang tussen de gasfles en dit hogedrukgasfilter geplaatst.

Voorbeelden van hogedrukgasslangen en hogedrukfilters

 

Drukregelaar, waarom is deze nodig?

Een drukregelaar wordt (met of zonder tussenkomst van een hogedrukgasfilter en / of hogedrukslang) aangesloten op de uitgang van een LPG-dampgastank of gasfles, met als doel de druk te reduceren en af te regelen naar een lage stabiele en veilige werkdruk van in de meeste gevallen 30 mbar. Deze drukreducering is nodig, omdat de druk die uit de gastank / gasfles komt velen malen te hoog is. De druk in een gastank / gasfles varieert, afhankelijk van de temperatuur, tussen de 1 en 20 bar. Deze druk is VEEL te hoog voor de gasapparatuur, zoals een gasstel of verwarming in uw camper. Daarom is het nodig de druk te reduceren naar een constante, veilige lage druk. De huidige verplichte werkdruk voor het gassystemen in campers en caravans is 30 mbar. (oudere LPG-systemen of in andere applicaties zoals foodtrucks of stacaravans hanteren soms een werkdruk van 50 mbar en soms ook 39 mbar).

Eigen notitie: Gebruik 7.2  en Lees 7.2.2.1 en omringende paragrafen. en 13.2 voor gastank

Drukregelaars zijn er in velen variaties met verschillende aansluitingen en uitgangsdrukken en verschillende optionele accessoires.

Drukregelaars kunnen op de volgende manier worden aangesloten:

  1. Direct aangesloten op de gasfles (gastank). Meestal middels een female koppeling met linkse draad W21,8 van het type / G.2 / G.4 / G.5 / G.8 / G.12 of (in een aantal landen zoals Italië) een female koppeling met iets kleinere linkse draad, namelijk W20 van het type G.1). Op de uitgang van de drukregelaar wordt een lagedrukgasslang (EN 16436 Class 2) aangesloten met een maximum lengte van 45cm. Deze lagedrukgasslang maakt vervolgens verbinding met de vaste stijve gasleiding in het voertuig.
  2. Op afstand aangesloten op de gasfleskraan en bevestigd op de wand van het gasflessencompartiment. De verbinding tussen de gasfles en drukregelaar wordt gemaakt doormiddel van de eerder besproken hogedrukgasslang met een maximum lengte van 45cm. De ingang van de drukregelaar is meestal voorzien van een G.13 aansluiting (male M20 schroefdraad). De uitgang van de drukregelaar is vervolgens verbonden met de vaste stijve gasleiding in het voertuig.
  3. Zoals b, maar dan met 2 gasflessen. De ingang van de drukregelaar is voorzien van 2 aansluitingen (G.13) en een omschakelapparaat dat ervoor zorgt dat de gasflessen nooit onderling verbonden zijn en automatisch voorkomt dat gas kan ontsnappen als 1 van de 2 gasflessen niet is aangesloten.
  4. Op afstand aangesloten op de gasfleskraan (of 2 gasflessen) en bevestigd op de wand van een uitschuifbaar plateau in het gasflessencompartiment, waarop ook de gasfles(sen) en vaste leiding zijn gemonteerd. (Gasfles(sen), hogedrukgasslangen, drukregelaar en deels vaste gasleiding worden dus gezamenlijk op dit uitschuifbaar plateau gemonteerd.) De verbinding tussen de gasfles(sen) en drukregelaar wordt gemaakt doormiddel van de eerder besproken hogedrukgasslang met een maximum lengte van 45cm. De ingang van de drukregelaar is meestal voorzien van een G.13 aansluiting(en) (male M20 schroefdraad). De uitgang van de drukregelaar is vervolgens verbonden met de vaste stijve gasleiding op het uitschuifbare plateau. Ter verbinding tussen de gasleiding op het uitschuifbaar plateau en rest van de vaste gasleiding in het voertuig, wordt gebruik gemaakt van een lagedrukgasslang (EN 16436 Class 2 of Class 3) met een maximum lengte van 75cm. In het geval van 2 gasflessenaansluitingen op de drukregelaar, dient er gebruik te worden gemaakt van een eerder benoemde overschakelapparaat.
  5. Zoals bij a direct aangesloten op de gasfles (gastank). Echter met de gasfles op een uitschuifbaar plateau in het gasflessencompartiment. Op de uitgang van de drukregelaar wordt een lagedrukgasslang (EN 16436 Class 2 of class 3) aangesloten met een maximum lengte van 75cm. Deze lagedrukgasslang maakt vervolgens verbinding met de vaste stijve gasleiding in het voertuig.

Specifieke veiligheidseisen bij het gebruik van een uitschuifbaar plateau. 

  1. De LPG-installatie op een uitschuifbaar plateau zal worden verbonden aan de vaste gasleiding in het voertuig door middel van een flexibele gasslang met goedkeuring EN 16436-2 class2 (voor lage druk) of Class 3 (voor hoge druk).
  2. Een altijd goed en gemakkelijk bereikbare afsluitkraan zal permanent worden geplaatst in de aanvoerlijn niet meer dan 50cm stroomopwaarts van de gasslang aansluiting.
  3. Een doorstroombegrenzer zal worden toegepast direct stroomopwaarts van de gasslang.
  4. De gasslang zal beschermd zijn tegen mechanische spanning en schade, en oververhitting doormiddel van een juiste plaatsing.
  5. De gasslang zal goed een gemakkelijk bereikbaar zijn en niet door of achter wanden, boven plafonds of onder vloeren worden geplaatst.
  6. stroomafwaarts van een lagedrukgasslang zal deze aangesloten worden op de vaste gasleiding in het voertuig.

 

Belangrijkste veiligheidseisen m.b.t. drukregelaars en de installatie:

  1. De drukregelaar moet voldoen aan de normering EN 16129.
  2. De werkdruk van een gassysteem voor recreatief en huishoudelijke gebruik in een camper of caravan zal niet instelbaar en 30 mbar zijn.
  3. De doorstroomcapaciteit van een gassysteem voor recreatief en huishoudelijke gebruik in een camper of caravan, mag nooit meer zijn dan 1,5kg/h. Gebruik om deze reden een drukregelaar met een doorstroomcapaciteit van maximaal 1,5kg/h.
  4. In het geval van een het gebruik van een gasfles in een gasflescompartiment, zal de drukregelaar in dit compartiment worden gebruikt.
  5. De drukregelaar dient te zijn voorzien van een testaansluiting op de uitgang ten behoeve van het uitvoeren van een verplichte lekkagetest van het LPG-systeem stroomafwaarts van de drukregelaar.
  6. Waar de drukregelaar niet gemonteerd zit op de gasfleskraan, zal deze gemonteerd zitten op de wand van het gasflescompartiment of op het uitschuifbare plateau.
  7. In het geval van gebruik van een LPG-gastank, zal de drukregelaar direct op de tankkraan worden bevestigd.
  8. Waar de drukregelaar geïnstalleerd is aan de buitenkant van het voertuig zonder behuizing (bijvoorbeeld gemonteerd direct op de uitgang van een gastank in onderbouw situatie) zal het overdrukventiel (en optioneel de testaansluiting) beschermd worden tegen vuil en water.
  9. Als het LPG-verwarmingssysteem of een ander gasapparaat is bedoeld om te gebruiken tijdens het rijden met het voertuig, zal er voor moeten worden voorkomen dat gas (LPG) ongecontroleerd kan ontsnappen door een onderbreking van het gassysteem door een ongeval (zie UNECE R122 annex 8). Gebruik in dit geval een drukregelaar met een crashsensor (en gebruik, in het geval van deze niet direct op de gasfleskraan of tankkraan zit gemonteerd, een hogedrukgasslang met een slangbreukventiel).

Lees meer over drukregelaars en drukreducering in dit artikel: Drukregelaars voor Gasflessen en Dampgastanks

Voorbeelden van drukregelaars

Lagedruk-traject

Nadat de druk is gereduceerd en is afgeregeld op 30/50 mbar door een drukregelaar, kan het gas worden getransporteerd verdeeld naar de gasapparatuur, zoals een kooktoestel, BBQ of verwarming. Dit traject noemen we het "Lage druk Traject" en kan afhankelijk van de applicatie heel eenvoudig tot een stuk uitgebreider zijn. Hiervoor dient hoofdzakelijk vaste gasleiding voor worden gebruikt en mag deels uit flexibele gasslang bestaan, maar alleen daar waar het expliciet is toegestaan. Maar ook de diverse (snel)koppelingen, verdeelstukken en snelsluitkranen vallen onder het lagedruk-traject. Deze onderdelen worden hieronder in dit artikel verder behandeld.

Het lagedruktraject dient permanent te worden geïdentificeerd met de werkdruk aangegeven in mbar met behulp van een label in de omgeving van de waar het lagedruk-traject is aangesloten op de drukregelaar.

Een overdrukventiel (of meerdere) zal worden aangebracht in het lagedruk-traject (bijvoorbeeld geïntegreerd in de drukregelaar) om te voorkomen dat een druk hoger dan 150mbar niet zal worden geleverd aan de gasapparatuur. Waar zo'n overdrukventiel wordt geplaatst, zal deze afblazen in het gasfles- / tankcompartiment of direct naar de buitenlucht, echter niet in de buurt van:

  1. een ventilator voor de woonruimte
  2. een openingsdeel van een raam
  3. een rookafvoer
  4. een warmtebron zoals bijvoorbeeld een uitlaat.

 

Vaste Gasleiding (Lage druk)

Voor vaste gasleiding in het lagedruk traject wordt meestal koperen leiding met een buitendiameter van 8mm gebruikt. Maar soms ook met een diameter van 10mm als er meer doorstroomcapaciteit nodig is. Koperen gasleiding moet voldoen aan de norm EN 1057. De wanddikte van 8mm (buiten diameter) koperen leiding dient minimaal 0,8mm te zijn en voor 10 mm koperen leiding is dit 1mm.

Verder mag een de vaste gasleiding ook van staal of roestvast staal worden gemaakt, en respectievelijk voldoen aan de normen EN 10305 en EN ISO 1127. Stalen of roestvast staal wordt minder vaak toegepast i.v.m. het feit dat het zeer lastig is deze te buigen een aan te leggen.

Het is niet toegestaan om andere materialen te gebruiken voor de vaste gasleiding.

(Eigen notitie: Leiding, zie hoofdstuk 8.2 en 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7, maar ook 10.1 10.3)

Dit zijn de meest belangrijke veiligheidseisen m.b.t de vaste gasleiding en de installatie ervan:

  1. De gasleiding zal beschermd zijn tegen mechanische schade, dan wel doormiddel van de positionering of doormiddel van andere middelen zoals bijvoorbeeld doorvoertules.  
  2. De gasleiding dient te zijn beschermd tegen corrosie, door bijvoorbeeld het gebruik van kunststof mantels, of een bitumen laag of een ander anticorrosief materiaal.
  3. De gasleiding zal vrij van mechanische stress worden aangelegd.
  4. De gasleiding zal zodanig worden gedimensioneerd (lees gebruik van de juiste diameter), zodat de drukval in de gasleiding van drukregelaar tot gasapparaat de druk bij de inlaat van het drukapparaat niet onder de minimaal acceptable druk komt. Dit dient te worden getest met de drukregelaar te laten werken met de minimaal benodigde werkdruk voor de gasapparaten en met alle geïnstalleerde gasapparaten tegelijk te laten werken op maximale capaciteit. De drukval in de gasleiding neemt toe, door langere lengtes, een beperkte diameter en toenemende gasstroom.
  5. Waar de gasleiding in de buurt van elektraleiding is aangelegd, zal contact met de elektraleiding worden voorkomen door middel van afstand, isolatie of afscherming. Waar geen beschermmiddel wordt toegepast, zal een minimale afstand tussen gasleiding en elektraleiding aanwezig zijn van: 30mm in het geval dat ze parallel lopen of 10mm bij kruisende leidingen.
  6. De gasleiding mag geen contact maken met geen enkele ander systeem.
  7. Als er lastig onderscheid valt te maken tussen de gasleiding en leidingen van andere systemen, zal de gasleiding duidelijk en permanent worden geïdentificeerd.
  8. Stalen of roestvast stalen gasleiding zal door middel van fixatiebeugels aan het voertuig worden bevestigd me een maximale onderlinge afstand 100cm.
  9. Koperen gasleiding zal door middel van fixatiebeugels aan het voertuig worden bevestigd me een maximale onderlinge afstand 50cm.
  10. Deze fixatiebeugels zullen geschikt zijn voor deze taak en zo zijn uitgevoerd dat ze slijtage en vibratie minimaliseren en elektrolytische corrosie voorkomen.
  11. Voor gasapparaten die vibraties produceren, zoals bijvoorbeeld een generator, zullen er maatregelen worden getroffen dat deze vibraties niet worden doorgegeven aan de vaste gasleiding, bijvoorbeeld door het gebruik van een flexibele gasslang tussen het apparaat en de gasleiding.

Flexibele gasslang (Lage druk)

Flexibele gasslang ziet eruit als oranje rubberen of kunststof gasslang wordt meestal alleen gebruikt om korte afstanden te overbruggen tussen bijvoorbeeld een verplaatsbaar gasapparaat of een gasapparaat dat trillingen veroorzaakt (bijvoorbeeld een generator) en de vaste gasleiding, of bijvoorbeeld in het geval van een uitschuifbaar plateau in het gasflessencompartiment en dient te voldoen aan de eisen in EN 16436 Class 2 (of anders class 3).

Dit zijn de meest belangrijke veiligheidseisen m.b.t. flexibele gasslang en de installatie ervan in het lagedruk-traject:

  1. De lengte van de gasslang zal zo kort mogelijk zijn en niet meer dan 75cm bedragen.
  2. In het geval dat de flexibele gasslang wordt gebruikt voor de verbinding tussen een gasapparaat en de vaste gasleiding, zal een afsluitkraan en een doorstroombegrenzer worden geïnstalleerd direct voor de gasslang.
  3. De gasslang zal beschermd zijn tegen mechanische spanning en schade, en oververhitting doormiddel van een juiste plaatsing.
  4. De gasslang zal goed een gemakkelijk bereikbaar zijn en niet door of achter wanden, boven plafonds of onder vloeren worden geplaatst.
  5. stroomafwaarts van een lagedrukgasslang zal deze aangesloten worden op de vaste gasleiding of een gasapparaat.

 

Koppelingen en snelkoppelingen

Eigen notitie: 8.3 9.5 10.1.2   /  10.1.2 t/m 10.1.7  en 10.2.2. 

Koppelingen die gebruikt mogen worden om gasleiding en gasslang te mogen aansluiten op andere onderdelen zoals een gasfles, drukregelaar, afsluitkraan, gasapparaat of een andere gasleiding of gasslang.

Dit zijn de meest belangrijke veiligheidseisen mb.t. koppelingen in een LPG-installatie in een camper of caravan:

  1. Koppelingen die een rubber of kunststof afdichting gebruiken, mogen alleen worden toegepast voor verbinding op de gasfles (of gastank) en drukregelaarsysteem (Hogedrukslang, hogedrukfilter, omschakelapparaat en drukregelaar).
  2. Kunststof koppelingen mogen niet worden gebruikt.
  3. Alleen de volgende type koppelingen mogen worden gebruikt:
    1. Snijring-koppeling en dient te voldoen aan EN ISO 8434-1
    2. capillaire fitting (koppeling) en zal voldoen aan EN 1254-1 en gedaan d.m.v. hard soldering.
    3. Flare type koppeling en zal voldoen aan ISO 8434-2
    4. Knelring-koppeling en zal voldoen aan EN 1254-2
    5. Schroefdraadverbinding en zal voldoen aan EN 1254-4 of EN 10226-1
  4. Verbindingsmaterialen zullen voldoen aan EN 751-2, geschikt zijn voor het gebruik van LPG en in overeenstemming met de instructies van de fabrikant. Zulke verbindingsmaterialen zullen alleen worden toegepast op male schroefdraad(verbinding). PTFE tape dient te voldoen aan EN 751-3 en te worden gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant.
  5. Verbindingsmaterialen zullen niet op andere koppelingen worden toegepast.
  6. Alle verbindingen zullen op een dusdanige manier worden gedaan, zodat er geen onnodige mechanische spanning ontstaat in de koppeling en gasleiding.
  7. Componenten, samenstellingen en gasapparatuur die hoogstwaarschijnlijk zullen worden afgekoppeld van het gascircuit voor routine onderhoud, zullen alleen aangesloten zijn d.m.v. mechanische koppelingen, knelring-koppelingen, snijring-koppelingen of insteek-koppelingen (snelkoppeling) met geïntegreerde afsluitklep die sluit als wanneer er wordt afgekoppeld.
  8. In het geval van extern gebruik van een gasapparaat (bijvoorbeeld een BBQ), zal er een externe insteek-koppeling (lagedruk-snelkoppeling) worden geplaatst (bijvoorbeeld verwerkt in de carrosserie), waarop een gasslang, welke voldoet aan EN 16436 Class 2 (of anders class 3), kan worden aangesloten. Een dergelijke externe insteek-koppeling (lagedruk-snelkoppeling) zal voorzien zijn van een afsluitklep die automatisch afsluit bij het afkoppelen. Afkoppelen zal alleen mogelijk zijn, na het sluiten van een handmatige afsluitklep. Het openen van deze handmatige afsluitklep, zal alleen mogelijk zijn als een gasslang is aangesloten op de insteek-koppeling.
  9. Een externe insteek-koppeling (lagedruk-snelkoppeling) mag alleen worden gebruikt voor gasafname. Er mag absoluut geen gasaanvoer plaatsvinden via deze aansluiting. Om deze reden mag een externe insteek-koppeling niet compatible zijn met een vulkoppeling.

 

 

Afsluitkranen en snelsluitkranen:

Eigen notitie: zie 9.8 en 8.5

In een LPG-installatie dienen verschillende afsluitkranen en -kleppen te worden gebruikt om het systeem veilig en goed bruikbaar te maken. De kranen zelf en de installatie ervan dient aan strikte veiligheidseisen te voldoen.

Dit zijn de meest belangrijke veiligheidseisen mb.t. afsluitkranen in een LPG-installatie in een camper of caravan:

  1. Afsluitkranen dienen een duidelijke "open" en " gesloten" identificatiemarkering te hebben. Tevens moeten ze aan de dichtheidseisen voldoen van EN 331:2015.
  2. Het zal niet mogelijk zijn de afsluitkraan onbedoeld in de "open" positie te schakelen.
  3. Als een afsluitkraan wordt bediend door te draaien, zal de "gesloten" toestand 90° verdraaid zijn ten op zichtte van "open" positie.
  4. Een LPG-installatie zal beschikken over een hoofdafsluitkraan, welke goed en gemakkelijk bereikbaar is, bij voorkeur in het gasflessen- / gastankcompartiment.
  5. In plaats van het gebruik van een hoofdafsluitkraan, voldoen ook de afsluitklep op de gastank en / of gasfles, bij het gebruik van maximaal 2 stuks. Deze afsluitkleppen zullen zich bevinden in dezelfde omgeving, goed en gemakkelijk bereikbaar zijn en bij voorkeur in het gasflessen- / gastankcompartiment.
  6. Elk gasapparaat zal voorzien zijn van zijn eigen (handmatige) afsluitkraan in de aanvoerleiding en zo dicht mogelijk bij het gasapparaat.
  7. Elke (handmatige) afsluitkraan of bedieningsknop, zal goed en gemakkelijk bereikbaar zijn en zal voorzien zijn van een onmiskenbare identificatie voor welk gasapparaat deze is bedoeld. (Gebruik bij voorkeur de standaard labels zoals in EN 1949).

  

 

Dit artikel is auteursrechtelijk beschermd. Het (gedeeltelijk) overnemen van dit artikel is strafbaar.


Disclaimer

De informatie in dit artikel is uitsluitend bedoeld als hulpmiddel en is geprobeerd zo goed mogelijk in lijn te brengen met de van toepassing zijnde reglementen en richtlijnen. Nationale regelgeving kan hiervan afwijken of aanvullende eisen stellen. Installateurs en gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor het (laten) controleren van de gasinstallatie en voldoen aan de van toepassing zijnde lokale wet- en regelgeving. Raadpleeg hier altijd een gecertificeerd professional voor.

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze informatie is samengesteld, bestaat de mogelijkheid op aanwezigheid van fouten en onvolledigheden. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend aan dit artikel. De meest recente en lokale officiële normen en voorschriften zijn altijd leidend.

Naast deze specifieke disclaimer is tevens onze algemene disclaimer van toepassing, waarvan de link te vinden is menu in de footer (pagina-einde).

x